Het (Bijbelse) Koninkrijk Van Judah In De Geschiedenis

Auteur: | Laatst Bijgewerkt:

Achtergrond en initiële vorming

Koning Salomo stierf en liet zijn zoon regeren over het Verenigd Koninkrijk van Israël. Het Bovenrijk, dat werd bezet door de noordelijke stammen, rebelleerde echter onder leiding van Jerobeam tegen Rehabeam, de zoon van Salomo. De heerschappij van Salomo liet een erfenis achter van harde belastingen en dwangarbeid voor de noordelijke stammen, en dit zou volgens hen hebben afgedwongen om te rebelleren tegen Rehabeam. Dit was het begin van een schijnbaar eindeloze oorlog tussen de twee voormalige bondgenoten. De introductie van het "ene Godsysteem" van overtuigingen veroorzaakte ook veel conflict, zoals veel koningen in het noorden nog steeds afgoderij beoefenden die achtergelaten werd door de Kanaänieten en anderen. Rehabeam bouwde muren en versterkte Juda maar in zijn vijfde jaar als koning viel Egypte zijn koninkrijk aan en onderwierp hij het als een vazalstaat.

Stijg naar macht en prestaties

Na de dood van Rehabeam werd zijn zoon Abia de koning van Juda. Abia begon een militaire campagne tegen Israël die resulteerde in de dood van 500,000 Israëlieten, Israël daarna onderwierp. Na de dood van Abia nam zijn zoon Asa het volgende over en vernieuwde de versterkte steden van Juda. Zijn regering werd gekenmerkt door vrede en welvaart voor 35 jaren, totdat de Ethiopische koning kwam en Juda aanviel. Asa was echter in staat om de Ethiopische koning te verslaan en zijn volk te redden van een verovering. Josafat volgde Asa op als koning van Juda en sloot vrede met de Noord-Israëlische stammen. Die vrede was ook verbroken, en Josafat ging door naar andere oorlogen. Jehoram, zijn opvolger, had niet zoveel geluk, want zijn familie werd ontvoerd door hordes Filistijnen aan te vallen.

Uitdagingen en controverses

De Bijbel vermeldt het koninkrijk Juda als immens en krachtig, hoewel veel archeologen dit idee hebben aangevochten. In feite hebben archeologische opgravingen aangetoond dat Juda waarschijnlijk maar een kleine tribale gemeenschap was. Er is ook de twijfelachtigheid in de identificatie ervan als een nederzetting in de late 11TH eeuw BCE als die van Juda. Academische geleerden die het koninkrijk Juda bestuderen na de val van het verenigde koninkrijk van Israël, beweren dat het verhaal in de Hebreeuwse Bijbel over Jahweh's toorn over de afgoderij in Juda op dat moment niet juist was. De Hebreeuwse Bijbel stelt dat de oude koningen van Juda en Israël door Yahweh werden gestraft omdat ze in die tijd niet de aanbidding van vele goden stopten, hoewel historische archieven en archeologische vondsten hun religieuze praktijken in een dubbelzinnig licht plaatsen.

Weigeren en verlagen

Het einde van Juda kwam toen Zedekia, de benoemde koning van Juda en de broer van wijlen Jojakim, in opstand kwamen tegen zijn weldoener Nebukadnezar II van Babylonië en zijn trouw aan de Egyptische farao's teruggaven. Vóór Zedekia weigerde Jojakim eerbetoon te brengen aan de Babylonische koning en werd hij onmiddellijk naar Babylon gevoerd terwijl al zijn zonen werden gedood. Deze tragische gebeurtenis beëindigde het koninkrijk Juda. Het einde kwam echt met het verlaten van de stad door zijn wanhopige en terneergeslagen burgers. Jeruzalem werd met de grond gelijk gemaakt en zijn tempelschatten werden als een veroveringsslag naar Babylon afgevoerd. De stad werd een spookstad tot de 7E eeuw. Diegenen onder zijn bevolking die mogelijk zijn ontsnapt aan vervolging door de Babylonische indringers, zijn echter langzaam naar Benjamin verhuisd, een hoofdstad van een Israëlische stam.

Historische betekenis en erfenis

Juda werd volledig verlaten nadat de stad was geplunderd en verwoest door de Babylonische koning Nebukadnezar II. Verschillende koningen van Juda zullen altijd worden herinnerd als de "slechte" koningen die hun verbond met Jahweh hebben verbroken. Als gevolg daarvan liet God hen onbeschermd achter om door de Babyloniërs te worden veroverd, en daarna gedwongen om generaties later te lijden. In de leringen van het Jodendom kan gezegd worden dat Jahweh toch een vergevingsgezinde God is, want in het jaar 539 BCE lieten de Perzische Achaemeniden de Hebreeuwse afstammelingen van hen die uit het koninkrijk Juda werden genomen terugkeren naar het geboorteland van hun voorouders en de Joodse tempel herbouwen er. Dat jaar was ook de val van het Babylonische rijk door toedoen van de betwistbaar meer tolerante en welwillende Perzische Achaemeniden.