In wetenschappelijke termen is een soort een groep van levende organismen die tot het laagste taxonomische niveau van de biologische classificatiehiërarchie behoren. Het zit onder de genusclassificatie, volgens dit systeem. De leden van een bepaalde soort zijn over het algemeen in staat om jongen te reproduceren, die ook voortgaan met het reproduceren van meer nakomelingen. Deze karakterisering is echter niet altijd waar. Organismen binnen een specifieke soort worden vaak verder onderverdeeld in ondersoorten. Over het algemeen ervaren de leden van elke ondersoort geografische isolatie van elkaar en oefenen ze daarom geen kruising uit. Een soort kan zowel monotypisch als polytypisch worden beschouwd.
Wat is een Monotypic soort?
Wanneer een soort als monotypisch wordt aangeduid, betekent dit dat geen van de organismen binnen de classificatie is onderverdeeld in ondersoorten. Gewoonlijk leven leden van een classificatie van een monotypische soort dicht bij elkaar in de buurt en delen een hoge mate van biologische gelijkenis. Omdat er geen echt onderscheid kan worden gemaakt tussen de bevolkingsleden, wordt het als monotypisch beschouwd. Elk verschil tussen monotypische soorten wordt grotendeels als irrelevant beschouwd en wordt verondersteld willekeurig te gebeuren in plaats van als het resultaat van genetische factoren.
Een voorbeeld van een monotypische soort is de hyacint-ara die in sommige delen van Zuid-Amerika woont. Deze vogel wordt gedistribueerd in 3 primaire habitats: het Amazonebekken van Brazilië, de Pantanal-regio tussen Brazilië en Bolivia, en de Cerrado-regio van Brazilië. De ara hyacint behoort tot de Anodorhynchus geslacht en hyacinthinus soorten. Als een monotypische soort is de Hyacinth Macaw het enige organisme binnen de soortindeling. Het is een grote blauwe vogel met gele huid rond zijn lagere bek en ogen.
Wat is een polytypische soort?
Wanneer een soort als polytypisch wordt aangeduid, betekent dit dat alle leden van de classificatie verder kunnen worden onderverdeeld in minimaal twee ondersoorten. Elke ondersoortaanduiding verwijst meestal naar een zeer specifieke populatie van organismen die alleen in één bepaalde habitat kan worden gevonden. Die habitat wordt niet gedeeld met andere ondersoorten van dezelfde soortindeling. Omdat deze verschillende populaties zich op een aanzienlijke afstand van elkaar bevinden, vaak geïsoleerd door grote watermassa's of bergen, hebben de ondersoorten van een polytypische soort de neiging niet samen te reproduceren. Biologen wijzen er echter duidelijk op dat ondersoorten biologisch in staat zijn om vruchtbare nakomelingen te produceren. In feite is van veel ondersoorten bekend dat ze zich voortplanten wanneer ze zich dicht bij elkaar bevinden.
Een voorbeeld van een polytyspische soort is de Afrikaanse olifant. Deze olifantensoort behoort tot het grotere geslacht dat bekend staat als loxodonta, Onder de Elephantidae familie. De Afrikaanse olifantensoort is verdeeld in twee ondersoorten: de Afrikaanse bosolifant en de Afrikaanse savanneolifant. Het verschil tussen deze twee ondersoorten zit in hun grootte en leefgebied. Zoals de naam doet vermoeden, leeft de Afrikaanse bosolifant in boshabitats. Het is aanzienlijk kleiner dan de Afrikaanse savanneolifant en groeit tot een maximum van 8.2 voeten in de hoogte. De Afrikaanse savanneolifant daarentegen kan meer dan 13-voeten in de hoogte bereiken, waardoor het het grootste terrestrische zoogdier ter wereld is. Men denkt dat de twee ooit zijn uiteengevallen tussen 2 en 7 miljoen jaar geleden.