Historische achtergrond
Europa is al meer dan twee millennia een continent van verschillende nationaliteiten en etnische groepen, en veel van deze verschillende naburige volkeren leven in bijna eeuwigdurende conflicten met elkaar. Terwijl de Middeleeuwen een beetje een culturele eenwording teweegbrachten onder de vlag van het christendom, en het bewustzijn van een Europese beschaving werd gevormd, vernietigden gebeurtenissen zoals de ontbinding van het Heilige Roomse Rijk en veel later de Wereldoorlogen alle pretenties van een verenigd Europa. Toch richtte graaf Coudenhove Kalergi van Oostenrijk de pan-Europese beweging op in 1923 en bracht verschillende politieke personages samen in het eerste pan-Europese congres van Wenen in 1926.
Ondertekenende landen
Sinds het Verdrag van Parijs is de Europese Gemeenschap zesmaal uitgebreid. Het VK, Denemarken en Ierland namen deel aan 1973 en Griekenland sloot zich aan bij 1981. Daarna kwamen Portugal en Spanje, gevolgd door Oostenrijk, Finland en Zweden in 1995. De vijfde uitbreiding in 2004 omvatte de Tsjechische Republiek, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije, Slovenië, Malta en Cyprus. Toen Bulgarije en Roemenië in 2007 tot de vouw kwamen, hadden ze zich aangesloten bij wat nu de huidige vorm van de gemeenschap was, de Europese Unie (EU). De oorspronkelijke ondertekenende landen van het Verdrag van Maastricht waren België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Portugal, Griekenland en Denemarken.
Voorwaarden en prestaties
Het Verdrag van Maastricht verleent EU-burgerschap aan burgers van elke lidstaat. Het bepaalt ook de geografische reikwijdte waarin EU-burgers vrij kunnen reizen, werken en leven om elk ander lid-land te omvatten zonder dat daarvoor beperkingen en vergunningen nodig zijn. Het Verdrag van Maastricht verenigde ook het monetaire en buitenlandse beleid van de staten van de Europese Unie. Het centrale banksysteem dat het oprichtte leidde tot de oprichting van een gemeenschappelijke, multinationale Europese munt: de euro. De Europese Unie werd gebouwd rond drie 'pilaren'. De eerste pijler is de institutionele structuur van de EU en elke organisatie die erbij betrokken is. Het voorziet in de resoluties van geschillen, en is een norm voor alle naties op het gebied van milieubescherming, landbouwproductie, gesocialiseerde geneeskunde, onderwijs, transport en snelweginfrastructuur. De tweede pijler van het verdrag is het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), de officiële agenda voor het buitenlands beleid van de Europese Unie. Het heeft betrekking op gebieden als handel, commerciële kwesties, veiligheid en betrekkingen met derde landen. De derde pijler van de Europese Unie is de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PJCCM). Het handelt over wetshandhaving en het voorkomen van grote misdrijven als terrorisme, drugs, wapens en mensenhandel, misdaden tegen kinderen, en corruptie en fraude bij bedrijven en overheden in de EU.
Uitdagingen en controverses
De Tweede Wereldoorlog heeft een definitief einde gemaakt aan de Europese overheersing van de wereld en Europeanen zijn veel van hun eigen zwakheden gaan realiseren. De twee nieuwe supermachten van de wereld (de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie) waren economisch, politiek en militair extreem superieur ten opzichte van Europese naties. De VS promootten een gecentraliseerde Europese organisatie die de levering van de middelen van het Marshall-plan kon organiseren (bedoeld om het door oorlog verscheurde Europa te herstellen en te herbouwen). Naar dit doel werd de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEEC) opgericht in 1948, dat de eerste instelling werd die de Westeuropese samenwerking op belangrijke multilaterale gebieden bevorderde. De grondwet van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) betekende dat de Europese landen nu zouden strijden tegen een gemeenschappelijke communistische vijand in plaats van onderling.
Economische betekenis
Het 1951-verdrag van Parijs vestigde de eerste Europese Gemeenschap die gebonden was door gemeenschappelijke politieke en economische belangen. Het omvatte Frankrijk, West-Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland, dat ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) samenstelde en al deze landen in staat stelde hun respectieve economische middelen te bundelen. De ministers van Buitenlandse Zaken van deze landen kwamen bijeen in Messina, Italië in 1995, en ondertekenden de Verdragen van Rome. Daar richtten zij de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM) op.
Historische nalatenschap
Na de hereniging van Duitsland had Europa plotseling een nieuwe grote economische macht die de prille samenwerking tussen de lidstaten kon ondermijnen. De ineenstorting van de Sovjetunie heeft ook bijgedragen aan de oprichting van verschillende nieuwe Oost-Europese staten. Allen hebben een behoefte gevoeld om een Europese politieke unie tot stand te brengen door voort te bouwen op gemeenschappelijke historische tradities en huidige economische contingenties. Het resultaat was de Europese Unie: een supranationale gemeenschap die gebonden is door gemeenschappelijke politieke, economische en sociale belangen. De EU is ontstaan met de ondertekening van het Verdrag van Maastricht op 7TH februari 1992 in de Limburgse overheidsgebouwen in Maastricht, Nederland.